De ‘fight for carbon’ is gestart. Waar boeren steeds meer interesse tonen in CO2-vastlegging op landbouwgrond stort de verwerkende industrie zich op de potentiële opbrengst van deze bodemverbetering: koolstofcertificaten. Met als doel klimaat neutrale producten in het winkelschap. Maar waarom strijden om koolstof als – via het certificatensysteem – externe financiering van een kleinere footprint mogelijk is?
Nederlandse boeren tonen steeds meer belangstelling voor koolstofprojecten, waarbij het gehalte organische stof in de bodem extra wordt verhoogd. Dat is goed voor de bodemvruchtbaarheid, de bodembiodiversiteit, het watervasthoudend vermogen én voor het klimaat. Voldoende reden om er snel mee te beginnen, ware het niet dat de kosten toenemen en/of de oogstzekerheid afneemt. Een levende bodem is per definitie minder voorspelbaar dan een kilo N-kunstmest.
Externe financiering
Koolstofcertificaten gebaseerd op CO2-verwijdering en vastlegging in de bodem, bieden boeren een unieke kans om extern geld aan te trekken voor hun klimaatactiviteit. Elke ton CO2 vastgelegd op landbouwgrond is financierbaar via één koolstofcertificaat. Kopers van zo’n certificaat verbinden hun naam aan die CO2 verwijdering, als compensatie voor hun eigen uitstoot.
Op basis van vrijwilligheid
Het Nederlandse klimaatbeleid rust voor een groot deel op vrijwilligheid; alleen grote industrieën met veel uitstoot hebben te maken met wetgeving en emissienormen. Voor MKB, grootzakelijk en ook voor boerenbedrijven geldt dat CO2-reductie en -vastlegging geheel vrijwillig is. Wel zijn er ‘officiële’ rekenmethodes om tot een CO2-footprint te komen: Milieuprestatieladder en Scope 1 – 2 – 3. Deze methodieken zijn overigens helder over het rekenkundige effect van CO2-compensatie: het is geen emissiereductie en telt niet mee in de koolstofboekhouding van de koper. De CO2-winst kan dus niet worden geclaimed door de koper; er is slechts sprake van financiering van klimaatverbetering buiten de eigen bedrijfsmuur en – invloedsfeer.
Benut de kans
Een koolstofcertificaat benutten als financieringsinstrument voor klimaatbodems is een kans die boeren én verwerkende industrie enthousiast moeten omarmen. Toch aarzelen partijen, veelal vanuit een angst dat er koolstof wegvloeit uit de sector en dat de footprint van het eindproduct negatief wordt beïnvloed. Onterecht, omdat – zoals gezegd – de koper van het certificaat de CO2 niet kan claimen als reductie én ook omdat de overheid bij sectorrapportages kijkt waar de koolstof daadwerkelijk is vastgelegd. Koolstof op boerenland blijft dus in de sector.
Nog niet alles is duidelijk
Aan de andere kant is het ook waar dat rekenmethodieken van koolstofkeurmerken en prestatieladders nog niet zijn ingespeeld op koolstofvastlegging en de manier waarop het effect daarvan inzichtelijk moet worden gemaakt in de keten. Duidelijke en transparante rekenregels én communicatie is nodig om (de schijn van) greenwashing te voorkomen. Tegelijkertijd verdient zowel de boer die koolstof vastlegt als de koper die de activiteit financiert, publiekelijk applaus. Overigens kunnen koolstofcertificaten ook door ketenspelers worden gekocht. Dat maakt het risico al een stukje kleiner.
Omarm de koper
Het ontbreken van rekenmethodieken rond CO2-compensatie binnen en buiten de keten is vooral een kans! Want waar onduidelijk heerst is behoefte aan opheldering. De bal ligt op de stip voor onderlinge afspraken over het verrekenen van CO2-vastlegging op landbouwgrond in combinatie met verkoop van koolstofcertificaten aan derden. De internationale organisatie GreenHouse Gas Protocol zet inmiddels stappen in de richting van een rekenmethodiek. Vanuit Nederlandse keten- en sectororganisaties blijft het vooralsnog stil. Mijn stelling: “Formuleer spelregels en omarm de koper van een koolstofcertificaat als medefinancier van bodemverbetering, biodiversiteit én een kleinere footprint per kg product.” Die kans moeten zowel de boer als de ketenpartij niet laten liggen.