Koolstofproject verbetert de bodemvruchtbaarheid
Organische stof is het fundament van een vruchtbare bodem. Grasland met een hoog gehalte organische stof levert van nature veel stikstof. Melkveehouders die meedoen aan een koolstofproject slaan dus twee vliegen in één klap: bijdragen aan het oplossen van een klimaatschappelijk probleem én de bodemvruchtbaarheid verbeteren.
Het belang van bodemvruchtbaarheid staat – met de afbouw van derogatie in de komende jaren – opnieuw in de schijnwerpers. Vanaf 2026 is de plaatsingsruimte van dierlijke mest beperkt tot 170 kilo stikstof (N) per ha. Melkveehouders en adviseurs breken zich het hoofd over de vraag hoe voldoende stikstof beschikbaar blijft voor de benodigde grasgroei.
De bodem
Eén van de belangrijkste bronnen van stikstof is de bodem zelf. Door mineralisatie van organische stof komt stikstof (N), zwavel (S) en fosfaat (P) beschikbaar voor het gras. Hoe hoger het gehalte organische stof, des te hoger de stikstoflevering. Volgens een publicatie van Louis Bolk Instituut levert één procent organische stof op zandgrond 25 – 30 kg stikstof per ha per jaar op. Op kleigrond is dit 10 – 15 kg N per ha per jaar. Voor een stikstoflevering van 200 kg N per ha per jaar moet het organische stof-gehalte gehalte tussen de 6 en 7 % liggen. Op kleigrond – dat van nature méér organische stof kan bevatten – is zo’n 13% organische stof nodig voor dezelfde stikstoflevering.
Koolstofproject stimuleert
Koolstofprojecten gericht op verbetering van het klimaat stimuleren de groei van organische stof in de bodem. Doel van het koolstofproject van Dutch Carbon Company is een verdienmodel op te zetten voor boeren, aan de hand van verhandelbare koolstofcertificaten. Door de zode minimaal 10 jaar niet te vernietigen (ploegen, spitten, frezen of doodspuiten) legt een perceel méér koolstof vast dan bij frequente graslandvernieuwing.
Het draait om bodemvruchtbaarheid
Maar minstens zo belangrijk bij in stand houden van de zode is het behoud van bodemvruchtbaarheid of zelfs een verbetering daarvan. Naast stikstoflevering gaat het daarbij ook om de bindingscapaciteit (CEC) van de bodem voor bijvoorbeeld calcium (Ca), magnesium (Mg), kalium (K) en NH4 (ammonium). Met name zandgronden zijn voor deze bindingscapaciteit volledig afhankelijk van organische stof. “De motivatie bij deelname aan een koolstofproject zou eigenlijk moeten liggen bij bodemvruchtbaarheid”, zegt DCC-directeur Erikjan van Huet Lindeman. “De aanvullende inkomsten uit verkoop van certificaten is een goede bijverdienste die de komende jaren kan groeien. Maar voorkomen dat een perceel door strengere bemestingsnormen minder opbrengst geeft, is uiteindelijk de eerste prioriteit.”
Image by nikitabuida on Freepik